1 John 1 Kingcomments Bijbelstudies InleidingDe eerste brief van Johannes is het tweede geschrift dat we van Johannes in de Bijbel hebben. Zijn eerste geschrift is het evangelie naar Johannes. Na zijn eerste brief volgen nog een tweede brief en een derde brief. Ook het boek Openbaring is van zijn hand. We hebben dan ook in totaal vijf geschriften van hem in de Bijbel. Zijn vijf geschriften worden gekenmerkt door Wie en wat God is. In zijn evangelie stelt hij de Heer Jezus voor als God de Zoon. In zijn eerste brief laat hij zien wat het eeuwige leven is dat God de gelovige heeft gegeven. Dat leven is de Zoon Zelf. Dat leven bezit jij, want “wie de Zoon heeft, heeft het leven” (1Jh 5:11-12). Zijn tweede brief en zijn derde brief sluiten aan op zijn eerste brief. In die twee korte brieven gaat om dezelfde thema’s als in de eerste brief, namelijk om waarheid en liefde. In het boek Openbaring zien we God in Zijn regering. Als we nu zijn eerste brief willen gaan lezen en bestuderen, gaat het om de gelovige in wie het nieuwe leven, dat is het eeuwige leven, aanwezig is. De brief is niet aan een plaatselijke gemeente geschreven, maar aan de individuele gelovige, dat wil zeggen aan jou persoonlijk. Tegelijk word je echter door hem aangesproken als iemand die deel uitmaakt van een gezelschap van gelovigen, namelijk de familie van God. De naam ‘kinderen van God’ geeft dat ook goed weer. Kinderen die uit dezelfde ouders zijn geboren, zijn familie van elkaar. Kinderen van God zijn familie van elkaar omdat ze uit God geboren zijn. Daardoor hebben ze leven en wel het eeuwige leven, dat is leven in zijn meest overvloedige vorm (Jh 10:10b). Dat eeuwige leven is de Heer Jezus Zelf (1Jh 5:20). Johannes laat je in deze brief zien hoe dat eeuwige leven in jou als gelovige werkt. Om te zien hoe het zich uit, hoe het zichtbaar wordt, moet je naar de Heer Jezus kijken. Hij is immers dat nieuwe leven in jou. Je ziet dat leven dan ook in de evangeliën. Daarin zie je de Heer Jezus in Zijn leven op aarde. Zoals het leven in Hem is en door Hem geopenbaard is in de wereld, zo bevindt het zich in jou. Het kan dan ook niet anders dan dat het zich in jouw leven op precies dezelfde wijze openbaart. Nu zul je zeggen dat in jouw leven – en dat zeg ik ook van mezelf – de Heer Jezus niet altijd duidelijk zichtbaar is. Dat is ook zo, als het om de praktijk van je geloofsleven gaat. Maar – en het is belangrijk dat bij het begin van het lezen van deze brief vast te stellen en vast te houden – Johannes spreekt niet in de eerste plaats over onze praktijk, maar over het wezen of de aard van het eeuwige leven dat je bezit. Daarbij horen absolute uitspraken. Ik zal het met een voorbeeldje verduidelijken. Als je wilt onderzoeken wat water is, waaruit het bestaat, moet je geen koffie onderzoeken. Koffie is wel bijna honderd procent water, maar er zitten elementen in die de smaak en de kleur van het water veranderen, zodat het niet honderd procent water is. Je moet zuiver water nemen om te weten waaruit water bestaat. Zo moet je, als je wilt weten wat het eeuwige leven is dat in jou is, niet kijken naar je praktijk. In je praktijk zitten veel elementen die de uiting van dat leven vertroebelen. Je moet daarom naar de Heer Jezus kijken. De Heer Jezus is dat nieuwe, eeuwige leven in zijn volmaakte vorm. Johannes spreekt in deze brief ook wel over de praktijk van je geloofsleven, maar zijn uitgangspunt is de volmaaktheid van het eeuwige leven zoals het is in zichzelf. Deze volmaaktheid is in de Heer Jezus en óók in jou omdat je Hem als je leven bezit. Johannes schrijft daarover indringend omdat er in zijn dagen dwaalleraren in de gemeente zijn gekomen met een dwaalleer die de volmaaktheid van het eeuwige leven aantast. Zij leren dat het christendom wel een aardig begin is, maar dat zij meer licht en hogere kennis bezitten over God. Johannes maakt duidelijk dat je alles hebt als je het eeuwige leven hebt. Het eeuwige leven is compleet en niet ‘een aardig begin’ van je relatie met Goddelijke Personen. Johannes ontmaskert de geest van de antichrist. Hij geeft je de bewijzen dat je het eeuwige leven echt bezit, dat dit het leven van de Heer Jezus is en dat dit leven in zichzelf volkomen en onveranderlijk hetzelfde is. Laat je daarom niets wijsmaken door mensen die je willen vertellen dat zij je verder in de geheimen van de Godheid kunnen inleiden. Er is geen ontwikkeling van de waarheid van God over Christus naar iets wat nog volmaakter zou zijn. Het Woord van het leven1Jh 1:1. Johannes begint zonder enige inleiding te spreken over de Heer Jezus. Hij doet dat op een bijzondere manier. Hij stelt Hem voor als “het Woord van het leven” dat “van [het] begin af was”. Johannes en de apostelen hebben Hem zo bij zich gehad. ‘Het Woord van het leven’ was waarneembaar voor mensen. ‘Het begin’ waarover Johannes spreekt, is niet het begin van Genesis 1, waar we worden teruggevoerd naar het ontstaan van de wereld, de schepping (Gn 1:1). Het is ook niet het begin waarover hij in het eerste vers van zijn evangelie schrijft. Dat begin gaat veel verder terug, naar wat geen begin heeft, want daar wordt gewezen op “wat in het begin was” (Jh 1:1). Wat Johannes hier, in zijn eerste brief, met ‘begin’ bedoelt, is de openbaring van het eeuwige leven op aarde door het leven van de Heer Jezus. Dit ‘begin’ ziet op de openbaring van de Heer Jezus als Mens op aarde, op God geopenbaard in het vlees. De brief is een antwoord op de dwaling van het zogenaamde ‘gnosticisme’. Deze dwaling vind je bij mensen die beweren dat ze ‘het weten’. Het woord ‘gnosis’ betekent ‘weten’ of ‘kennen’. Het gnosticisme loochent dat de Heer Jezus werkelijk vlees is geworden en verkondigt de dwaling dat Hij slechts in een menselijke verschijning op aarde zou zijn geweest. In reactie daarop beschrijft Johannes Hem als waarachtig Mens Die hij en zijn medeapostelen werkelijk hebben gezien en met Wie zij omgang hebben gehad. Het antwoord op alle dwaling en afwijking is Christus. Om te zien Wie Hij is, moeten we teruggaan naar het begin, dat is naar Zijn komst en leven op aarde. In Hem is ‘het Woord van het leven’ in al zijn volmaaktheid geopenbaard. Hiermee wijst Johannes terug naar de eerste verzen van zijn evangelie: “In Hem was leven en het leven was het licht van de mensen” (Jh 1:4). Dat Johannes Hem hier ‘het Woord van het leven’ noemt, wil zeggen dat je in Hem kunt zien wat het leven is. Buiten Hem is geen leven. Wat losstaat van Hem, bezit geen leven. Hij alleen is het leven en dat in volmaaktheid. Johannes en de apostelen – hij schrijft over “wij” – hebben de Heer Jezus “gehoord”, “gezien”, “aanschouwd” en zelfs “betast”. In de woorden die Johannes gebruikt, kom je steeds dichter bij Hem: Het leven dat Johannes op deze manier aan je voorstelt, is geen mystiek verhaal. Het is een concrete werkelijkheid die met de zintuigen is waar te nemen. Hij spreekt over een daadwerkelijke Persoon en niet over een fictief iemand (vgl. Lk 24:39). In zekere zin heb jij in je ontdekking van de Heer Jezus ook de vier fasen doorlopen die Johannes noemt: 1Jh 1:2. Als het eeuwige leven niet geopenbaard was, had je nooit kunnen weten wat het is. Zoals het bij de Vader was, kende je het niet. Het geweldige is dat het geopenbaard is. De eeuwige God is in Zijn Zoon, de Heer Jezus, naar buiten gekomen en dat op een plaats van vernedering en verachting. Zo kan Hij gehoord, gezien, aanschouwd en betast worden. Hij is naar buiten gekomen om Zichzelf aan de mens voor te stellen. Hij kwam om jou in de overweldigende gemeenschap met de Vader te brengen. Hij openbaarde het eeuwige leven. Wat het eeuwige leven is, zie je in Hem. Hij heeft het getoond. Hij werd geboren als Baby, Hij, het eeuwige leven dat bij de Vader was. Mensen konden zo dicht bij Hem komen, dat ze Hem zelfs konden aanraken (Mk 5:27). Hij kwam om ook jou die verheven plaats van gemeenschap en het volkomen genot daarvan te geven. Als mens kon jij het niet waarnemen, laat staan genieten, als het je niet door Gods Geest was geopenbaard (1Ko 2:9-10). Wat Johannes hier vermeldt, zie je ook in Micha 5. Daar lees je over de Heer Jezus als in Bethlehem geboren en tegelijk als de Eeuwige (Mi 5:1). Voor we verder gaan met het volgende stukje, nog een algemene opmerking over het ‘eeuwige leven’. Het eeuwige leven wordt door Johannes op twee manieren voorgesteld: Je kunt het vergelijken met je natuurlijke leven: Deze beide aspecten van het eeuwige leven laten zien hoe vol het eeuwige leven is. Het is in jou en jij bent erin. Het houdt alles in. Het is toch wel indrukwekkend daaraan deel te mogen hebben. Dat laten de volgende verzen zien. Lees nog eens 1 Johannes 1:1-2. Verwerking: Wat zie je in deze verzen van de Heer Jezus? Gemeenschap en volkomen blijdschap1Jh 1:3. Wat Johannes en de apostelen hebben gezien en gehoord, willen en kunnen ze niet voor zichzelf houden. Het is aan hen geopenbaard, maar ze willen het graag aan jou en mij doorgeven. Ze willen ons erin laten delen. Ze moeten het wel “verkondigen”, want ze kunnen er niet over zwijgen (vgl. Hd 4:20). Waar hun hart vol van is, loopt hun mond van over (Mt 12:34b). ‘Verkondigen’ heeft de betekenis van het opmaken van een rapport of het maken van een verslag van wat je hebt geleerd. Johannes heeft van de Heer Jezus geleerd. Daarvan heeft hij rapport opgemaakt om het aan ons door te geven. Het staat hier op een manier dat telkens als je zijn verslag leest, die verkondiging tot je komt. Zo ervaar ik het zelf ook als ik het lees. Als je zijn verslag leest en tot je laat doordringen, is het alsof de tijd verdwijnt en je je in het gezelschap van de Heer Jezus tijdens Zijn leven op aarde bevindt. Het doel van zijn verslag is dat je met hem en de apostelen als getuigen “gemeenschap hebt”. Een betekenis van het woord ‘gemeenschap’ in hedendaags Nederlands is ‘relatie’. Dat woord kan de betekenis enigszins verduidelijken, maar het geeft toch niet goed weer wat ‘gemeenschap’ wil zeggen. Bij relatie denk je aan een bepaalde verhouding waarin je tot iemand staat of een verbinding die je met iemand hebt. Het woord ‘gemeenschap’ houdt echter meer in. Het houdt in dat je met iemand deelt wat je samen bezit. Je hebt hetzelfde deel. Kinderen van God hebben gemeenschap met elkaar omdat ze Christus als hun leven bezitten. Johannes wil dat jij en ik met hem en zijn medeapostelen gemeenschap hebben. Daarmee bedoelt hij dat jij en ik met hen delen in wat wij en zij gemeenschappelijk bezitten en dat is de Vader en de Zoon. Maar het hebben van gemeenschap met de apostelen is geen doel op zichzelf. Het gaat nog hoger. Johannes wil je betrekken in de gemeenschap die hij en zijn medeapostelen hebben “met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus”, dat is met Goddelijke Personen. Het is het verlangen van de apostelen de kring van gemeenschap uit te breiden. Het is de bedoeling van Johannes dat je samen met hem en de andere apostelen gemeenschap hebt met de Vader en de Zoon. Hij zegt daarmee dat zij delen in het deel dat de Vader heeft en in het deel dat de Zoon heeft. Die gemeenschap samen met de apostelen is mogelijk, doordat je hetzelfde leven hebt als zij. Door de wijze waarop Johannes het hier schrijft – hij noemt de Vader eerst –, krijgt de gemeenschap met de Vader de nadruk. De Zoon is natuurlijk niet minder, want Hij is God evenals de Vader, Hij is een met Hem (Jh 10:30). Het onderscheid is dat Hij, de Zoon, de Vader heeft verklaard (Jh 1:18). Allen die Hem, de Zoon, als hun leven hebben ontvangen, kunnen nu bewust genieten van dezelfde gemeenschap met de Vader als Hij met de Vader heeft. Je kent de Vader als Vader omdat de Zoon je leven is. Wat bij de Zoon altijd het geval is, is nu ook bij jou zo. Evenals de Zoon wil jij de Vader verheerlijken, Hem groot maken en eren. De gemeenschap met de Vader staat voorop. Direct daarop volgt, als het ware in één adem, dat de gemeenschap ook ‘met Zijn Zoon Jezus Christus’ is. Het is een gemeenschap die op hetzelfde niveau is als de gemeenschap met de Vader. Daarover laat Johannes geen misverstand bestaan. Door wat je is verkondigd over het eeuwige leven en waarin je hebt geloofd, heb je ook gemeenschap met de Zoon. Het hart van de Vader gaat uit naar de Zoon en jouw hart gaat nu ook naar Hem uit. Ik herhaal wat ik eerder zei, dat het niet gaat om de mate waarin je dat waarmaakt en beleeft, maar om wat eigen is aan de nieuwe natuur die je hebt gekregen. 1Jh 1:4. Johannes verkondigt met woorden, maar hij verkondigt ook door te “schrijven”. Daardoor legt hij voor de komende generaties vast wat hij heeft verkondigd, opdat iedereen die er op deze manier van hoort, kan worden betrokken in de gemeenschap. Alles is vastgelegd in het geschreven Woord. Je hoeft voor deze gemeenschap geen cursus te volgen of er door de een of andere verlichte geest in onderwezen te worden. Het staat in Gods Woord, je kunt het zelf lezen en er persoonlijk van genieten. Johannes spreekt alle gelovigen aan in wat zij hebben in Christus. Wie het leven bezit, heeft gemeenschap. Wie gemeenschap heeft, geniet daarvan. Het geeft de hoogste mate van blijdschap. Hoe kan het ook anders: Als je gemeenschap geniet met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus, is er ‘volkomen blijdschap’. Deze blijdschap is de blijdschap van de Heer Jezus, Die twee keer over “Mijn blijdschap” spreekt (Jh 15:11; Jh 17:13). Het is een blijdschap die Hij Zijn discipelen in volle mate toewenst. De weg die Hij ging, laat de inhoud van Zijn vreugde zien. Hij wandelde in ongestoorde gemeenschap met de Vader en deed altijd wat de Vader verheugde. Dat was Zijn vreugde. Hij kende en genoot de onverdeelde liefde van de Vader. Om die volkomen blijdschap, Zijn blijdschap, te kennen en te genieten moet je in Zijn liefde blijven (Jh 15:9). Dat gebeurt als je Zijn geboden bewaart (Jh 15:10). Het genieten van volkomen blijdschap hangt af van een leven in gehoorzaamheid. Dat zie je in het leven van de Zoon. Hij is je leven en daarom werkt het bij jou ook zo. Je zult zeker ook hier je tekort voelen. Weet je wat je daarom mag doen? Je mag bidden tot de Vader in de Naam van de Heer Jezus. Het gevolg is dat je volkomen blijdschap krijgt (Jh 16:24). 1Jh 1:5. Na zijn inleiding, waarin het vooral gaat over het leven, spreekt Johannes in 1Jh 1:5 over licht. In zijn evangelie zijn ‘leven’ en ‘licht’ ook nauw aan elkaar verbonden (Jh 1:4-5). Het leven dat je van God hebt gekregen, is leven dat geleefd wordt in het licht. Het hoort bij het licht en nergens anders bij. Je nieuwe leven heeft niets te maken met duisternis en zonde. Daarom gaat de boodschap van Johannes daarover. Die boodschap verzint hij niet, maar hij verkondigt wat hij van Hem, de Heer Jezus, heeft gehoord. De boodschap luidt “dat God licht is en dat in Hem in het geheel geen duisternis is”. Nu zul je tevergeefs in het evangelie naar Johannes zoeken naar een uitspraak van de Heer Jezus waarin Hij dit woordelijk zegt. Zo’n uitspraak hoeft er ook niet te zijn, want het zal duidelijk zijn dat Zijn hele leven die boodschap als het ware verkondigde. Als je over Hem in het evangelie leest en Hem ziet, zie je licht, terwijl je niets ziet wat met duisternis te maken heeft. Als hier staat dat God licht is, wordt daarmee niet een eigenschap van God bedoeld, maar gaat het om Zijn Wezen, om Wie Hij is. Zijn hele Wezen is licht. Al Zijn eigenschappen vloeien daaruit voort. God is ook liefde. Dat staat verderop in de brief, zelfs twee keer (1Jh 4:8; 16). Het is belangrijk om te verkondigen dat God licht is. Het gaat om gemeenschap met Goddelijke Personen. Die gemeenschap kan alleen plaats hebben in het licht, in overeenstemming met de volkomen reinheid van God. God is altijd licht. Dat was Hij ook toen de schepping er nog niet was. Hij is licht en is ook in het licht, Hij is erdoor omgeven (1Jh 1:7). Dat er toch nog wordt gezegd dat er “geen duisternis” in Hem is, heeft niet te maken met de eeuwigheid, maar met de tijd. Het wijst erop dat God in verbinding staat met Zijn schepping, waarin door de zonde de geestelijke duisternis gekomen is. Je leest ook dat de Heer Jezus in de duisternis kwam en dat de duisternis het niet heeft begrepen (Jh 1:5). 1Jh 1:6. Dat God licht is en dat onze gemeenschap alleen in het licht kan worden genoten, sluit een wandelen in de duisternis uit. Het is onmogelijk te zeggen dat we gemeenschap met God en de Heer Jezus hebben, terwijl we tegelijk in de duisternis wandelen. Johannes spreekt algemeen en sluit zichzelf er zelfs bij in. Dat zie je aan het gebruik van het woord “wij”. Het gaat namelijk om het uitspreken van een bepaalde belijdenis. Dan is het een zaak voor iedereen die belijdt een christen te zijn en zegt in gemeenschap met God en Christus te leven. Johannes wijst erop dat een verbinding tussen licht en duisternis principieel onmogelijk is. Het is niet mogelijk tegelijkertijd te horen bij het licht en bij de duisternis. Hier zie je weer dat Johannes de dingen zwart-wit voorstelt. Het gaat hem, om zo te zeggen, er niet om hoe je wandelt, maar waar je wandelt. Het gaat hem hier niet om je praktijk, maar om je nieuwe leven. Zeker is de praktijk belangrijk en moet daarin je nieuwe leven zichtbaar worden. Dat komt ook nog aan de orde. Het gaat er nu echter over wat kenmerkend is voor het nieuwe leven, waar het zich afspeelt en waar het zich onmogelijk kan afspelen. Het is een leugen als iemand zegt dat hij gemeenschap met de Vader en de Zoon heeft, terwijl hij in de duisternis wandelt. Zo iemand leeft niet in overeenstemming met de waarheid. Hij ‘doet de waarheid niet’, want hij kent die niet en bezit die niet. Hij kan zich wel presenteren als iemand die de waarheid kent en bezit, maar zijn wandel in de duisternis, dat wil zeggen buiten God, toont aan dat hij liegt. Lees nog eens 1 Johannes 1:3-6. Verwerking: Wat leer je in deze verzen over gemeenschap en over blijdschap? Wandelen in het licht en reiniging1Jh 1:7. In 1Jh 1:6 heb je gelezen over ‘wandelen in de duisternis’ en nu lees je over “in het licht wandelen”. Het zal duidelijk zijn dat met ‘wandelen’ niet een activiteit van je benen wordt bedoeld, maar je hele gedrag. Je kunt zeggen dat ‘wandelen’ voor anderen zichtbaar maakt wat je met je mond belijdt. Verder is het belangrijk, ik herhaal het nog eens, dat het erom gaat, waar je wandelt. Iemand wandelt óf in de duisternis óf in het licht. Als gelovige wandel je niet in de duisternis, maar ben je altijd in het licht. Als je zondigt – en dat kan helaas gebeuren, zoals door Johannes ook wordt opgemerkt –, zondig je om zo te zeggen in het licht. Je voegt dan samen wat niet samen te voegen is. Het contrast tussen wandelen in het licht en wandelen in de duisternis is niet het contrast tussen trouwe gelovigen en ontrouwe of falende gelovigen. De wandel in het licht en de wandel in de duisternis geven het verschil aan tussen de wandel van gelovigen en de wandel van ongelovigen. Ieder die nieuw leven heeft, wandelt in het licht. Wie geen nieuw leven heeft, wandelt in de duisternis. De wandel in het licht is de wandel die volmaakt past bij Hem Die “in het licht is”. Je hebt Christus als je leven. Hij is volmaakt in het licht en Hij is het licht. Omdat Hij je leven is, ben jij ook in het licht en wandel je daarin. Je wandelt daar echter niet eenzaam en alleen. Je bent in het licht en wandelt daarin met allen die ook het eeuwige leven hebben. Je hebt gemeenschap met ieder die in het licht wandelt, en ieder die daar wandelt, heeft gemeenschap met jou. Je deelt met elkaar wat je in de Vader en de Zoon hebt ontvangen. Het nieuwe leven is geen strikt individuele zaak, maar iets dat je deelt met anderen. Het gaat om gemeenschap. De basis van die gemeenschap is het reinigende “bloed van Jezus, Zijn Zoon”. Johannes noemt de naam ‘Jezus’, wat ziet op Hem Die Mens werd om Zijn bloed te kunnen storten. Hij noemt Hem tegelijk ‘Zijn Zoon’ wat ziet op Zijn eeuwig bestaan als de Zoon van God. De waarde van het bloed is eeuwig onveranderlijk. Johannes legt er de nadruk op dat het bloed de grondslag is, waarop je voor God staat. Alleen God kent de volkomen waarde ervan en daarnaar handelt Hij met jou. Als je dat goed tot je laat doordringen, geeft dat vrede in je hart. Het gaat niet in de eerste plaats om jouw waardering van het bloed, maar om Gods waardering ervan. Als je dat beseft, mag je ook weten dat het de basis is van alle zegeningen die God je heeft gegeven. 1Jh 1:8. Dit besef zal je ervoor bewaren te zeggen dat je geen zonde hebt. Je zou jezelf misleiden als je dat zou zeggen. Het zou ook bewijzen dat de waarheid niet in je is. In het licht van Gods waarheid heb je juist gezien en ook erkend wat er in je is. Misschien is het gevaar niet zo groot dat je zult zeggen dat je geen zonde hebt. Toch kan het soms zo zijn, dat je zonde geen zonde noemt, maar een ‘foutje’. Je kunt ook zonde als een afwijking zien, als iets waarvoor je jezelf kunt verontschuldigen, alsof je er toch ook niets aan kon doen. In wezen zeg je dan dat je geen zonde hebt en ben je bezig jezelf te misleiden. Het is belangrijk om zonde ook echt zonde te noemen. Dan bewijs je dat de waarheid in je is. 1Jh 1:9. De waarheid brengt je ertoe om de zonde te belijden. Als je dat doet, vergeeft God de zonde. Dat doet Hij niet alleen omdat Hij vol liefde en barmhartig is, maar ook omdat Hij “getrouw en rechtvaardig” is. Als iemand zijn zonden belijdt, kan Hij, en je kunt zelfs zeggen, moet Hij hem reinigen van alle ongerechtigheid. Waarom kun je zelfs zeggen dat Hij het moet? Omdat Hij anders ontrouw zou zijn aan de waarde van het bloed van Christus. Hij zou onrechtvaardig zijn als Hij de kracht van het bloed van Jezus, Zijn Zoon, zou loochenen. Natuurlijk kan Hij de kracht van het bloed niet loochenen. Daarom vergeeft Hij als iemand zijn zonde belijdt. Belijdenis is trouwens een diepgaand werk. Belijden wil zeggen uitspreken dat je de zonde beoordeelt op dezelfde wijze als God doet. Je spreekt niet van een ‘foutje’ en zoekt geen verontschuldiging. Alleen als je de dingen ziet zoals God ze ziet, zul je de noodzaak van belijdenis inzien en tot belijdenis komen. De vergeving die je vervolgens ervaart, is een weldaad, een verademing. Het geeft je ruimte en nieuwe kracht om met Hem verder te leven (Ps 32:1; 7). 1Jh 1:10. Als je weet wat het is om je zonden te belijden, zeg je niet dat je niet hebt gezondigd. Zulke mensen zijn er in de dagen van Johannes en ze zijn er nog steeds. Evenals in 1Jh 1:6 en 1Jh 1:8 stelt Johannes het in 1Jh 1:10 weer algemeen en zegt: “Als wij zeggen.” Hij sluit zichzelf er weer bij in. Hij zegt het zo, omdat wat hij naar voren brengt, geldt voor iedereen die belijdt een christen te zijn. Zeggen dat je niet gezondigd hebt, gaat een stap verder dan zeggen dat je geen zonde hebt, zoals in 1Jh 1:8 staat. Wie zegt dat hij geen zonde heeft, loochent dat hij een zondige natuur in zich heeft. Zeggen dat je die zondige natuur niet hebt, is zelfbedrog. Wie zegt dat hij niet gezondigd heeft, beweert dat hij nooit een zonde heeft gedaan. Dat is veel erger dan zelfbedrog, want dan wordt God tot een leugenaar gemaakt. God zegt immers in Zijn Woord dat alle mensen gezondigd hebben (Rm 3:23). In zo iemand is niets van God aanwezig. Hij toont een houding van opstand en eigen wil, een houding die volledig tegen het Woord van God indruist. “Zijn woord woont niet in” zo iemand. Lees nog eens 1 Johannes 1:7-10. Verwerking: Wat leer je in deze verzen over wandelen in het licht en over zonde en de reiniging daarvan? © 2023 Auteur G. de Koning Niets uit de uitgaven mag - anders dan voor eigen gebruik - worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland, of de auteur. Bible Hub |