Jeremia 35
Jeremiah 35 Kingcomments Bijbelstudies

De Rechabieten getest

In Jr 35:1 hebben we weer een tijdsaanduiding die ons erbij bepaalt in welke tijd de gebeurtenis plaatsvindt die wordt beschreven. We gaan hier zeventien jaar terug in de tijd. Er is geen chronologische volgorde in dit boek. Jeruzalem is nog niet belegerd. Wel trekt Nebukadnezar tegen het land op (Jr 35:11).

De Rechabieten (Jr 35:2) stammen af van de Kenieten of Midianieten (1Kr 2:55; Ri 1:16; Ri 4:11). Zij hebben zich bij het volk van God gevoegd. Jeremia moet met hen gaan spreken, wat zal betekenen dat hij hen moet informeren over de wil van de HEERE. Die wil is dat zij naar het huis van de HEERE gaan, waar in een van de kamers ervan Jeremia hun wijn te drinken moet geven.

Jeremia doet wat hem is opgedragen (Jr 35:3). Hij haalt Jaäzanja, de leider van het huis van de Rechabieten, met zijn broers en al hun verwanten. Hij brengt het hele gezelschap in het huis van de HEERE in een kamer die specifiek wordt beschreven (Jr 35:4). Eerst wordt gezegd van wie de kamer is. Het is de kamer van “de zonen van Hanan, de zoon van Jigdalia, de man Gods”.

Over Jigdalia – zijn naam betekent ’groot is Jahweh’ – wordt ons niets anders in de Schrift verteld dan wat we hier lezen. Hij heeft een zoon en kleinzonen. Zijn zoon Hanan is een “man Gods” – gezien de zinsconstructie lijkt die titel op hem en niet op Jigdalia te slaan –, een uitdrukking die ook voor mannen als Elia en Elisa wordt gebruikt. Die naam wil zeggen dat Hanan iemand is die Gods rechten hooghoudt in een tijd waarin de massa met die rechten geen rekening houdt.

Daarna wordt nog gezegd wie de buren ernaast en eronder zijn. In de kamer ernaast bevinden zich de vorsten en in de kamer eronder woont de deurwachter. Dit zijn allen mensen met een hoge en verantwoordelijke positie te midden van het volk en met betrekking tot het huis van God. Maäseja is een van de drie deurwachters van de tempel (Jr 52:24).

In de kamer van de zonen van de man Gods, een kamer die is omgeven door een uitgelezen gezelschap, brengt Jeremia de ruwe nomaden binnen. Daar zet hij hun een grote hoeveelheid wijn voor en geeft hun de opdracht wijn te drinken (Jr 35:5).

Trouw van de Rechabieten aan Jonadab

De Rechabieten weigeren echter van de wijn te drinken die Jeremia hun heeft voorgezet (Jr 35:6). Ze weigeren niet omdat de HEERE het verboden zou hebben om wijn te drinken. Ze weigeren omdat hun voorvader Jonadab hun dat heeft verboden. Hij heeft het niet alleen zijn eigen kinderen verboden, maar het verbod ook voor zijn hele nageslacht gegeven, tot in eeuwigheid. Hun levensstijl lijkt op die van de nazireeër (Nm 6:1-7).

Jonadab heeft geleefd in de tijd van Jehu, die het huis van Achab moest uitroeien (2Kn 10:11-17). We zijn hier nu ongeveer tweeënhalve eeuw later. Jehu heeft in Jonadab een bondgenoot gevonden. Jonadab heeft niet meegedaan met de Baälsdienst. Hij is een van de zevenduizend die hun knie niet voor de Baäl hebben gebogen (1Kn 19:18).

De trouw aan het woord van Jonadab is groot. De tijd van Jehu is een tijd van grote goddeloosheid. In die tijd wil Jonadab als een ware nazireeër leven. Hij wil niet meedoen met de trend van de tijd en hij wil dat ook zijn kinderen zo leven. Dat betekent niet dat ze kluizenaars zijn, maar mensen die zich bewust zijn van het tijdelijke van het leven en zich daarvoor aan de HEERE toevertrouwen.

De gehoorzaamheid aan de woorden van Jonadab betreft niet alleen het niet drinken van wijn. Hij heeft ook gezegd dat ze geen huis mogen bouwen, geen zaad zaaien en geen wijngaard planten of een stuk land in bezit nemen (Jr 35:7). De opdracht is om in tenten te wonen zolang ze leven. Daardoor zullen ze vele dagen leven in het land waar ze als vreemdeling verblijven. Jonadab is zich bewust geweest van zijn vreemdelingschap en heeft daar ook consequent naar geleefd. Hij heeft geleefd als Abraham, Izak en Jakob en als een nazireeër.

Dat heeft hij ook zijn nageslacht voorgehouden en zij hebben zich eraan gehouden (Jr 35:8). Ze hebben naar zijn stem geluisterd, zij, hun vrouwen en hun zonen en dochters, en geen wijn gedronken. Ze herhalen alles wat Jonadab hun heeft geboden en zeggen dat ze zich daaraan hebben gehouden. Ze hebben geen huizen gebouwd om daarin te wonen. Ze hebben ook geen wijngaard of akker, zelfs geen zaaigoed (Jr 35:9). In tenten hebben ze gewoond naar het woord van hun voorvader Jonadab (Jr 35:10).

Door de omstandigheden gedreven zijn ze ertoe gekomen om het leven in tenten op te geven en in Jeruzalem te gaan wonen (Jr 35:11). Dit is geen ongehoorzaamheid aan het woord van hun voorvader. Ze handelen hier met overleg en verruilen ter wille van de veiligheid het nomadenleven met het leven in de stad. Maar ze houden zich aan het gebod om geen wijn te drinken.

Het verwijt aan Juda

Na dit voorbeeld van gehoorzaamheid van de Rechabieten aan het woord van hun voorvader Jonadab komt het woord van de HEERE tot Jeremia (Jr 35:12). We krijgen nu te horen waarom het voorgaande heeft plaatsgevonden. Het is niet om Israël te laten leven zoals de Rechabieten dat doen, maar om de trouw van de Rechabieten aan het woord van hun voorvader aan het ontrouwe Israël voor te houden. Israël moet bijvoorbeeld wel wijngaarden planten en mag in steden wonen.

Met de woorden “ga zeggen” geeft de HEERE Jeremia de opdracht de kamer uit te gaan en naar de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem te gaan om hun de vraag te stellen of zij niet zullen luisteren naar de woorden van de HEERE (Jr 35:13). Hier blijkt dat de handeling in de tempel een symbolische betekenis heeft. De HEERE trekt een vergelijking tussen Zijn woorden aan de kinderen van Israël en de woorden van Jonadab aan zijn kinderen (Jr 35:14). Jonadab heeft zijn kinderen geboden geen wijn te drinken en zij hebben daarnaar geluisterd en geen wijn gedronken tot op deze dag. De HEERE heeft Zijn volk keer op keer opgeroepen tot gehoorzaamheid, maar zij hebben niet naar Hem geluisterd.

De HEERE heeft telkens weer Zijn dienaren, de profeten, tot Zijn volk gezonden met de oproep zich te bekeren (Jr 35:15). Hij heeft hun ook beloofd dat ze dan in het land zullen blijven. Maar Hij moet constateren dat zij niet hebben geluisterd. Ja, de kinderen van Jonadab, de man die niet tot Gods volk behoort en zijn nageslacht ook niet, hebben gedaan wat Zijn volk weigert te doen (Jr 35:16).

Het contrast is groot. Jonadab is een mens en zijn nageslacht luistert naar hem. De HEERE is de eeuwige God en Zijn volk luistert niet naar Hem. De Rechabieten worden tot voorbeeld gesteld aan Juda en Jeruzalem. Juda en Jeruzalem, die zo bevoorrecht zijn, zullen vanwege hun ongehoorzaamheid, hun onwilligheid om te luisteren of zelfs maar te reageren op Gods roepen, gestraft worden (Jr 35:17).

Beloning voor de Rechabieten

We horen nu de waardering van de HEERE voor gehoorzaamheid aan het woord van de ouders (Jr 35:18). De Rechabieten zijn, zo zegt de HEERE, in alles gehoorzaam geweest aan het gebod van Jonadab. Vanwege deze volledige trouw belooft Hij dat Jonadab altijd een nakomeling, een man, zal hebben die in Zijn dienst staat (Jr 35:19). Dienen van God is het ware leven. Het herinnert aan de oproep aan kinderen om hun ouders in alles te gehoorzamen (Ko 3:20). De beloning voor hen is een lang leven in het land (Ef 6:1-3), dat betekent voor ons een genieten van de geestelijke zegeningen in de hemelse gewesten al de tijd dat we op aarde zijn en de eeuwigheid die volgt.

Als we de verschillen tussen de Rechabieten en Gods volk samenvatten, zien we dat
1. de Rechabieten een feilbare leider gehoorzamen, terwijl de Leider van Juda de eeuwige, onfeilbare God is (Jr 35:14);
2. de Rechabieten maar één keer een bevel van Jonadab krijgen, terwijl de HEERE keer op keer tot Zijn volk heeft gesproken (Jr 35:15);
3. de Rechabieten de bevelen van Jonadab ongeveer driehonderd jaar gehoorzaamd hebben, terwijl Gods volk voortdurend ongehoorzaam is (Jr 35:16);
4. de trouw van de Rechabieten zal worden beloond, terwijl de ontrouw van Gods volk gestraft zal worden (Jr 35:17).

© 2023 Auteur G. de Koning

Niets uit de uitgaven mag - anders dan voor eigen gebruik - worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland, of de auteur.





Bible Hub


Jeremiah 34
Top of Page
Top of Page